Vertaling van mier
Inhoud:
Nederlands
Engels
zeuren, griepen, lazeren, meieren, mekken, mieren, neuzelen, zaniken, zemelen, zemelknopen, zieken, mauwen, mekkeren, reutelen, zeiken, emmeren, zeveren, malen, zagen, piepen {ww.}
to nag
to peck
to hen-peck
to peck
to hen-peck
ik mier
I nag
» meer vervoegingen van to nag
prutsen, aankloten, aanmodderen, aanrommelen, broddelen, flodderen, klungelen, knoeien, mieren, modderen, otteren, pielen, rommelen, wurmen, klooien, kloten, rotzooien {ww.}
to skimp
to scant
to scant