Betekenis van:
beaming

beaming
Bijvoeglijk naamwoord
  • ontzettend blij; dolblij; innig blij; met een laagje goud
  • cheerful and bright
"a beaming smile"

Synoniemen

Hyperoniemen

beaming
Bijvoeglijk naamwoord
    • pleased and proud
    "beaming parents"
    beaming
    Bijvoeglijk naamwoord
      • radiating or as if radiating light
      "the beaming sun"

      Synoniemen

      Werkwoord


      Voorbeeldzinnen

      1. She's beaming with happiness.
      2. She was beaming with delight.
      3. The lighthouse was beaming forth rays of light.