Betekenis van:
blue

blue
Bijvoeglijk naamwoord
  • mismoedig; moedeloos; mistroostig; troosteloos
  • causing dejection
"a blue day"

Synoniemen

Hyperoniemen

blue
Bijvoeglijk naamwoord
  • neerslachtig
  • causing dejection
"a blue day"

Synoniemen

Hyperoniemen

blue
Bijvoeglijk naamwoord
  • fel
  • causing dejection
"a blue day"

Synoniemen

Hyperoniemen

blue
Bijvoeglijk naamwoord
  • onverbiddelijk; onvermurwbaar
  • causing dejection
"a blue day"

Synoniemen

Hyperoniemen

blue
Bijvoeglijk naamwoord
  • somber, negatief
  • causing dejection
"a blue day"

Synoniemen

Hyperoniemen

blue
Bijvoeglijk naamwoord
  • neerslachtig makend
  • causing dejection
"a blue day"

Synoniemen

blue
Bijvoeglijk naamwoord
  • niet te troosten
  • causing dejection
"a blue day"

Synoniemen

Hyperoniemen

blue
Bijvoeglijk naamwoord
  • met de kleur blauw
  • of the color intermediate between green and violet; having a color similar to that of a clear unclouded sky
"October's bright blue weather"
"a blue flame"

Synoniemen

Hyperoniemen

blue
Bijvoeglijk naamwoord
  • barmhartig; vol medeleven
  • causing dejection
"a blue day"

Synoniemen

Hyperoniemen

blue
Bijvoeglijk naamwoord
  • ontmoedigen
  • causing dejection
"a blue day"

Synoniemen

Hyperoniemen

blue
Bijvoeglijk naamwoord
  • somber; zwaarmoedig; veel tobbend; somber, negatief; zwaarmoedig
  • causing dejection
"a blue day"

Synoniemen

Hyperoniemen

blue
Bijvoeglijk naamwoord
  • aanzienlijk, hooggeplaatst
  • belonging to or characteristic of the nobility or aristocracy
"a blue family"
"blue blood"

Synoniemen

Hyperoniemen

blue
Bijvoeglijk naamwoord
  • zedelijk streng
  • morally rigorous and strict

Synoniemen

Hyperoniemen

blue
Bijvoeglijk naamwoord
  • zich houdend aan strenge zedelijke normen
  • morally rigorous and strict

Synoniemen

Hyperoniemen

blue
Bijvoeglijk naamwoord
    • used to signify the Union forces in the American Civil War (who wore blue uniforms)
    "a ragged blue line"
    blue
    Bijvoeglijk naamwoord
      • suggestive of sexual impropriety
      "a blue movie"
      "blue jokes"

      Synoniemen

      blue
      Bijvoeglijk naamwoord
      • blauwachtig
      • of the color intermediate between green and violet; having a color similar to that of a clear unclouded sky
      "October's bright blue weather"
      "a blue flame"

      Synoniemen

      blue
      Bijvoeglijk naamwoord
      • donzen
      • filled with melancholy and despondency
      "lonely and blue in a strange city"

      Synoniemen

      blue
      Bijvoeglijk naamwoord
      • kniezerig
      • causing dejection
      "a blue day"

      Synoniemen

      Hyperoniemen

      blue
      Bijvoeglijk naamwoord
        • characterized by profanity or cursing
        "blue language"

        Synoniemen

        blue
        Bijvoeglijk naamwoord
        • patricisch
        • belonging to or characteristic of the nobility or aristocracy
        "a blue family"
        "blue blood"

        Synoniemen

        blue
        Zelfstandig naamwoord
        • blauwe kleur, in het spectrum gelegen tussen groen en indigo
        • blue color or pigment; resembling the color of the clear sky in the daytime
        "he had eyes of bright blue"

        Synoniemen

        Hyperoniemen

        Hyponiemen

        blue
        Zelfstandig naamwoord
          • blue clothing
          "she was wearing blue"

          Hyperoniemen

          blue
          Zelfstandig naamwoord
            • the sky as viewed during daylight
            "he shot an arrow into the blue"

            Synoniemen

            Hyperoniemen

            blue
            Zelfstandig naamwoord
              • any organization or party whose uniforms or badges are blue
              "the Union army was a vast blue"

              Hyperoniemen

              Hyponiemen

              blue
              Zelfstandig naamwoord
              • blauwsel
              • blue color or pigment; resembling the color of the clear sky in the daytime
              "he had eyes of bright blue"

              Synoniemen

              Hyperoniemen

              Hyponiemen

              blue
              Zelfstandig naamwoord
              • blues
              • any of numerous small butterflies of the family Lycaenidae

              Hyperoniemen

              blue
              Zelfstandig naamwoord
                • used to whiten laundry or hair or give it a bluish tinge

                Synoniemen

                Hyperoniemen

                blue
                Zelfstandig naamwoord
                • mannenhaatster
                • any of numerous small butterflies of the family Lycaenidae

                Hyperoniemen

                blue
                Zelfstandig naamwoord
                  • the sodium salt of amobarbital that is used as a barbiturate; used as a sedative and a hypnotic

                  Synoniemen

                  Hyperoniemen

                  to blue
                  Werkwoord
                  • blauwen
                  • turn blue

                  Hyperoniemen


                  Voorbeeldzinnen

                  1. Don't wanna feel blue.
                  2. One is blue.
                  3. The sea is blue.
                  4. I like blue.
                  5. His sweater is blue.
                  6. Her sweater is blue.
                  7. That's a blue house.
                  8. Maria has blue eyes.
                  9. His eyes are blue.
                  10. Is it blue?
                  11. Tom has blue eyes.
                  12. She likes blue dresses.
                  13. He's a blue blood.
                  14. Hi, the blue sky!
                  15. My eyes are blue.