Betekenis van:
cleanser

cleanser
Zelfstandig naamwoord
  • middel om mee schoon te maken; middel om te reinigen
  • a preparation used in cleaning something

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

cleanser
Zelfstandig naamwoord
  • middel om mee schoon te maken
  • a preparation used in cleaning something

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

cleanser
Zelfstandig naamwoord
  • bedrijf dat kleren chemisch reinigt
  • a preparation used in cleaning something

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

cleanser
Zelfstandig naamwoord
  • schoonmaakartikelen
  • a preparation used in cleaning something

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

cleanser
Zelfstandig naamwoord
  • cleaner
  • a preparation used in cleaning something

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. The cleanser removed the dirt from the oven.