Betekenis van:
disgraceful

disgraceful
Bijvoeglijk naamwoord
  • onbeschoft
  • giving offense to moral sensibilities and injurious to reputation

Synoniemen

Hyperoniemen

disgraceful
Bijvoeglijk naamwoord
  • vol verachting
  • (used of conduct or character) deserving or bringing disgrace or shame

Synoniemen

Hyperoniemen

disgraceful
Bijvoeglijk naamwoord
  • oneervol; zonder eer; niet eervol
  • (used of conduct or character) deserving or bringing disgrace or shame

Synoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Your behavior was disgraceful.
  2. It was disgraceful.
  3. She was too proud to do anything disgraceful.