Betekenis van:
fair

fair
Zelfstandig naamwoord
  • tentoonstelling van handelaars
  • gathering of producers to promote business
"world fair"
"trade fair"

Hyperoniemen

Hyponiemen

fair
Zelfstandig naamwoord
  • (Oosterse) overdekte markt
  • a sale of miscellany; often for charity

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

fair
Zelfstandig naamwoord
  • liefdadigheidsbazaar; fancyfair
  • a sale of miscellany; often for charity

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

fair
Zelfstandig naamwoord
  • jaarlijkse grote handelsbeurs
  • a traveling show; having sideshows and rides and games of skill etc.

Synoniemen

Hyperoniemen

fair
Zelfstandig naamwoord
  • jaarlijkse markt
  • a sale of miscellany; often for charity

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

fair
Zelfstandig naamwoord
  • winkelfeest
  • a traveling show; having sideshows and rides and games of skill etc.

Synoniemen

Hyperoniemen

fair
Zelfstandig naamwoord
    • a competitive exhibition of farm products
    "she won a blue ribbon for her baking at the county fair"

    Hyperoniemen

    fair
    Zelfstandig naamwoord
    • pasar
    • a sale of miscellany; often for charity

    Synoniemen

    Hyperoniemen

    Hyponiemen

    fair
    Zelfstandig naamwoord
    • kermis, foor
    • a traveling show; having sideshows and rides and games of skill etc.

    Synoniemen

    Hyperoniemen

    fair
    Bijvoeglijk naamwoord
    • billijk; rechtvaardig
    • free from favoritism or self-interest or bias or deception; conforming with established standards or rules
    "a fair referee"
    "fair deal"

    Synoniemen

    fair
    Bijvoeglijk naamwoord
    • vrij van alles wat er niet aan, bij of in hoort
    • free from favoritism or self-interest or bias or deception; conforming with established standards or rules
    "a fair referee"
    "fair deal"

    Synoniemen

    fair
    Bijvoeglijk naamwoord
    • niet dubbel; niet samengesteld
    • free from favoritism or self-interest or bias or deception; conforming with established standards or rules
    "a fair referee"
    "fair deal"

    Synoniemen

    fair
    Bijvoeglijk naamwoord
    • rechtvaardig
    • very pleasing to the eye
    "young fair maidens"

    Synoniemen

    Hyperoniemen

    fair
    Bijvoeglijk naamwoord
    • zo dat het siert
    • very pleasing to the eye
    "young fair maidens"

    Synoniemen

    Hyperoniemen

    fair
    Bijvoeglijk naamwoord
    • slecht; van slechte kwaliteit; minderwaardig; niet erg goed
    • lacking exceptional quality or ability
    "only a fair performance of the sonata"
    "in fair health"

    Synoniemen

    fair
    Bijvoeglijk naamwoord
      • not excessive or extreme
      "a fairish income"

      Synoniemen

      fair
      Bijvoeglijk naamwoord
        • (used of hair or skin) pale or light-colored
        "a fair complexion"

        Synoniemen

        fair
        Bijvoeglijk naamwoord
          • (of a baseball) hit between the foul lines
          "he hit a fair ball over the third base bag"
          fair
          Bijvoeglijk naamwoord
            • attractively feminine
            "the fair sex"
            fair
            Bijvoeglijk naamwoord
              • gained or earned without cheating or stealing
              "an fair penny"

              Synoniemen

              fair
              Bijvoeglijk naamwoord
                • free of clouds or rain
                "today will be fair and warm"
                fair
                Bijvoeglijk naamwoord
                • welverdiend
                • free from favoritism or self-interest or bias or deception; conforming with established standards or rules
                "a fair referee"
                "fair deal"

                Synoniemen

                Hyperoniemen

                fair
                Bijvoeglijk naamwoord
                  • (of a manuscript) having few alterations or corrections
                  "fair copy"

                  Synoniemen

                  fair
                  Bijwoord
                    • in conformity with the rules or laws and without fraud or cheating
                    "they played fairly"

                    Synoniemen

                    fair
                    Bijwoord
                      • without favoring one party, in a fair evenhanded manner
                      "deal fairly with one another"

                      Synoniemen

                      to fair
                      Werkwoord
                        • join so that the external surfaces blend smoothly

                        Hyperoniemen


                        Voorbeeldzinnen

                        1. It's fair.
                        2. Fair enough!
                        3. We're fair.
                        4. Fair does!
                        5. I'm fair.
                        6. You're fair.
                        7. Be fair.
                        8. You're tough but fair.
                        9. It's harsh, but fair.
                        10. Hey. That's not fair.
                        11. The weather turned fair.
                        12. He's very fair-minded.
                        13. Let's be fair.
                        14. Tom isn't fair.
                        15. It's just not fair.