Betekenis van:
feign

to feign
Werkwoord
  • gehouden worden vooor; doorgaan voor; aangezien worden voor
  • make believe with the intent to deceive
"He feigned that he was ill"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

to feign
Werkwoord
  • doen alsof; voorwenden; doen alsof; voorwenden; doen alsof
  • make a pretence of
"he feigned sleep"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

to feign
Werkwoord
  • huichelen, femelen, kwezelen, zich aanstellen
  • make believe with the intent to deceive
"He feigned that he was ill"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. Especially do not feign affection.