Betekenis van:
hasten

to hasten
Werkwoord
  • suizen; snel voortbewegen; zoeven
  • move fast

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

to hasten
Werkwoord
  • zeer hard waaien
  • move fast

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

to hasten
Werkwoord
  • versnellen
  • act or move at high speed

Synoniemen

Hyperoniemen

to hasten
Werkwoord
  • de werking of ontwikkeling van iets begunstigen
  • contribute to the progress or growth of

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

to hasten
Werkwoord
  • overmatig hard rijden
  • act or move at high speed

Synoniemen

Hyperoniemen

to hasten
Werkwoord
  • zich begeven naar
  • move fast

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

to hasten
Werkwoord
  • zich haastig voortbewegen; snel erheen gaan; zich snel voortbewegen; snellen
  • move fast

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

to hasten
Werkwoord
    • cause to occur rapidly

    Synoniemen

    Hyperoniemen

    to hasten
    Werkwoord
    • afraffelen, afraggen, aframmelen, afroffelen, afjakkeren
    • move fast

    Synoniemen

    Hyperoniemen

    Hyponiemen

    to hasten
    Werkwoord
    • doorsnellen
    • move fast

    Synoniemen

    Hyperoniemen

    Hyponiemen

    to hasten
    Werkwoord
    • spoeden
    • act or move at high speed

    Synoniemen

    Hyperoniemen

    to hasten
    Werkwoord
      • speed up the progress of; facilitate

      Synoniemen

      Hyperoniemen

      to hasten
      Werkwoord
      • haasten, jachten, voortjagen, voortmaken, jagen
      • act or move at high speed

      Synoniemen

      Hyperoniemen

      to hasten
      Werkwoord
      • doorvliegen
      • act or move at high speed

      Synoniemen

      Hyperoniemen


      Voorbeeldzinnen

      1. Hasten, my lads!
      2. Hasten slowly, and without losing heart, put your work twenty times upon the anvil.
      3. I must hasten to add that I do not mean to blame him.