Betekenis van:
hook

to hook
Werkwoord
  • met of als met een haak vastgrijpen
  • catch with a hook
"hook a fish"

Hyperoniemen

Hyponiemen

to hook
Werkwoord
  • d.m.v. een haak bevestigen of ophangen
  • fasten with a hook

Hyperoniemen

to hook
Werkwoord
  • iemand die te veel laat betalen
  • rip off; ask an unreasonable price

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

to hook
Werkwoord
  • (iem.) te veel laten betalen
  • rip off; ask an unreasonable price

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

to hook
Werkwoord
  • ontnemen; afnemen; wegpakken; afpakken
  • rip off; ask an unreasonable price

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

to hook
Werkwoord
    • secure with the foot
    "hook the ball"

    Hyperoniemen

    to hook
    Werkwoord
      • hit with a hook
      "His opponent hooked him badly"

      Hyperoniemen

      to hook
      Werkwoord
        • entice and trap

        Synoniemen

        Hyperoniemen

        to hook
        Werkwoord
          • hit a ball and put a spin on it so that it travels to the left

          Hyperoniemen

          to hook
          Werkwoord
          • ontroven
          • rip off; ask an unreasonable price

          Synoniemen

          Hyperoniemen

          Hyponiemen

          to hook
          Werkwoord
          • haken
          • make a piece of needlework by interlocking and looping thread with a hooked needle

          Synoniemen

          Hyperoniemen

          to hook
          Werkwoord
          • tippelen
          • approach with an offer of sexual favors

          Synoniemen

          Hyperoniemen

          to hook
          Werkwoord
            • take by theft

            Synoniemen

            Hyperoniemen

            to hook
            Werkwoord
              • make off with belongings of others

              Synoniemen

              Hyperoniemen

              to hook
              Werkwoord
                • to cause (someone or oneself) to become dependent (on something, especially a narcotic drug)

                Synoniemen

                Hyperoniemen

                hook
                Zelfstandig naamwoord
                • voorwerp om iets aan op te hangen; gebogen voorwerp om bijv. iets aan op te hangen
                • a curved or bent implement for suspending or pulling something

                Hyperoniemen

                Hyponiemen

                hook
                Zelfstandig naamwoord
                • stok waaraan een ijzeren haak is bevestigd
                • a curved or bent implement for suspending or pulling something

                Hyperoniemen

                Hyponiemen

                hook
                Zelfstandig naamwoord
                  • a golf shot that curves to the left for a right-handed golfer
                  "he took lessons to cure his hooking"

                  Synoniemen

                  Hyperoniemen

                  hook
                  Zelfstandig naamwoord
                  • pikhaak
                  • a catch for locking a door

                  Hyperoniemen

                  hook
                  Zelfstandig naamwoord
                    • a short swinging punch delivered from the side with the elbow bent

                    Hyperoniemen

                    Hyponiemen

                    hook
                    Zelfstandig naamwoord
                      • a basketball shot made over the head with the hand that is farther from the basket

                      Synoniemen

                      Hyperoniemen

                      hook
                      Zelfstandig naamwoord
                      • vanghaak
                      • a curved or bent implement for suspending or pulling something

                      Hyperoniemen

                      Hyponiemen

                      hook
                      Zelfstandig naamwoord
                      • trekhaak
                      • a curved or bent implement for suspending or pulling something

                      Hyperoniemen

                      Hyponiemen

                      hook
                      Zelfstandig naamwoord
                      • windhaak
                      • a curved or bent implement for suspending or pulling something

                      Hyperoniemen

                      Hyponiemen

                      hook
                      Zelfstandig naamwoord
                      • lokmiddel, lokaas
                      • anything that serves as an enticement

                      Synoniemen

                      Hyperoniemen

                      hook
                      Zelfstandig naamwoord
                      • lokkertje
                      • anything that serves as an enticement

                      Synoniemen

                      Hyperoniemen

                      hook
                      Zelfstandig naamwoord
                        • a sharp curve or crook; a shape resembling a hook

                        Synoniemen

                        Hyperoniemen

                        Hyponiemen

                        hook
                        Zelfstandig naamwoord
                          • a mechanical device that is curved or bent to suspend or hold or pull something

                          Synoniemen

                          Hyperoniemen

                          Hyponiemen


                          Voorbeeldzinnen

                          1. I baited the hook.
                          2. The hook doesn't catch.
                          3. He hung his jacket on a hook.
                          4. That party was off the hook, dude!
                          5. Hang your coat on the hook.
                          6. He hung his coat on a hook.
                          7. Let's hook up later for a beer.
                          8. A strange fish is on the hook.
                          9. I put a bait on a hook.
                          10. Don't ever hook up with bad guys.
                          11. Hang your hat on the hook.
                          12. You're off the hook this time.
                          13. I put bait on the hook.
                          14. She swallowed it hook, line and sinker.
                          15. He put live bait on a hook.