Betekenis van:
snug

snug
Bijvoeglijk naamwoord
  • futloos
  • enjoying or affording comforting warmth and shelter especially in a small space
"snug in bed"
"a snug little apartment"

Synoniemen

Hyperoniemen

snug
Bijvoeglijk naamwoord
  • aangenaam
  • enjoying or affording comforting warmth and shelter especially in a small space
"snug in bed"
"a snug little apartment"

Synoniemen

Hyperoniemen

snug
Bijvoeglijk naamwoord
  • knus
  • enjoying or affording comforting warmth and shelter especially in a small space
"snug in bed"
"a snug little apartment"

Synoniemen

Hyperoniemen

snug
Bijvoeglijk naamwoord
    • offering safety; well protected or concealed
    "a snug harbor"
    "a snug hideout"
    snug
    Bijvoeglijk naamwoord
      • well and tightly constructed
      "a snug house"
      "a snug little sailboat"
      snug
      Bijvoeglijk naamwoord
        • fitting closely but comfortably

        Synoniemen

        snug
        Zelfstandig naamwoord
        • kastje waarin men post ontvangt
        • a small secluded room

        Synoniemen

        Hyperoniemen

        snug
        Zelfstandig naamwoord
        • vakje, cel
        • a small secluded room

        Synoniemen

        Hyperoniemen


        Voorbeeldzinnen

        1. The snow keeps the young plants snug and warm.
        2. Make sure the heart rate monitor is snug against your body.