Betekenis van:
stiff

stiff
Zelfstandig naamwoord
  • stoffelijk overschot; dood lichaam van een mens of dier
  • the dead body of a human being
"the murderer confessed that he threw the stiff in the river"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

stiff
Zelfstandig naamwoord
    • an ordinary man
    "a lucky stiff"
    "a working stiff"

    Hyperoniemen

    stiff
    Bijvoeglijk naamwoord
    • niet makkelijk te bewegen
    • incapable of or resistant to bending
    "a palace guardsman stiff as a poker"
    "stiff hair"

    Synoniemen

    stiff
    Bijvoeglijk naamwoord
    • zich nauwgezet houdend aan regels of wetten
    • rigidly formal
    "the letter was stiff and formal"

    Synoniemen

    Hyperoniemen

    stiff
    Bijvoeglijk naamwoord
    • erg dronken; stomdronken; stomdronken; stomdronken; dronken
    • very drunk

    Synoniemen

    stiff
    Bijvoeglijk naamwoord
    • niet te verbuigen; niet flexibel; niet soepel; stug
    • marked by firm determination or resolution; not shakable

    Synoniemen

    stiff
    Bijvoeglijk naamwoord
      • not moving or operating freely
      "a stiff hinge"
      stiff
      Bijvoeglijk naamwoord
        • powerful
        "a stiff current"
        "a stiff breeze"
        stiff
        Bijvoeglijk naamwoord
          • having a strong physiological or chemical effect
          "a stiff drink"

          Synoniemen

          stiff
          Bijwoord
            • extremely
            "bored stiff"
            "frightened stiff"
            stiff
            Bijwoord
              • in a stiff manner
              "his hands lay stiffly"

              Synoniemen


              Voorbeeldzinnen

              1. I was scared stiff.
              2. Their muscles are stiff.
              3. Stiff upper lip!
              4. It's pretty stiff.
              5. My shoulders feel stiff.
              6. I was really quite stiff.
              7. He was stiff about it.
              8. We faced some stiff compitition.
              9. Tom has a stiff neck.
              10. I have a stiff shoulder.
              11. I felt a little stiff.
              12. Tom will be bored stiff.
              13. His bearing was stiff and military.
              14. Shoes are stiff when they are new.
              15. I walked till my legs got stiff.