Betekenis van:
telling

telling
Bijvoeglijk naamwoord
  • pijnlijk aankomend
  • producing a strong effect
"a telling gesture"

Synoniemen

Hyperoniemen

telling
Bijvoeglijk naamwoord
    • disclosing unintentionally
    "a telling smile"

    Synoniemen

    telling
    Bijvoeglijk naamwoord
      • powerfully persuasive
      "a telling presentation"

      Synoniemen

      telling
      Zelfstandig naamwoord
        • an act of narration

        Synoniemen

        Hyperoniemen

        telling
        Zelfstandig naamwoord
          • informing by words

          Synoniemen

          Hyperoniemen

          Hyponiemen

          telling
          Zelfstandig naamwoord
            • disclosing information or giving evidence about another

            Synoniemen

            Hyperoniemen

            Werkwoord

            telling
            een vervoeging van tell

            Voorbeeldzinnen

            1. I regret telling you.
            2. I keep telling you!
            3. I'm above telling lies.
            4. You're telling me.
            5. I'm telling the truth.
            6. I'm not telling you.
            7. Stop telling those filthy stories.
            8. I'm not telling you anything.
            9. I'm telling you the truth.
            10. Tom is telling a story.
            11. Tom's not telling me something.
            12. I am telling a story.
            13. Sometimes telling the truth hurts.
            14. He kept on telling lies.
            15. I appreciate your telling me.