Betekenis van:
vaccinum

vaccinum
Zelfstandig naamwoord
  • uit verzwakte ziekteverwekkers bestaande entstof waarmee tegen een bepaalde ziekte wordt ingeënt
  • immunogen consisting of a suspension of weakened or dead pathogenic cells injected in order to stimulate the production of antibodies

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

vaccinum
Zelfstandig naamwoord
  • pokstof
  • immunogen consisting of a suspension of weakened or dead pathogenic cells injected in order to stimulate the production of antibodies

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

vaccinum
Zelfstandig naamwoord
  • koepokstof, vaccine
  • immunogen consisting of a suspension of weakened or dead pathogenic cells injected in order to stimulate the production of antibodies

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen