Betekenis van:
aanhangsel
aanhangsel (het ~ | meervoud aanhangsels, aanhangselen)
Zelfstandig naamwoord
- bijvoegsel bij een boek, een document, traktaat enz.
"een aanhangsel bij een polis"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
aanhangsel
Zelfstandig naamwoord
- toevoegsel
"De juiste antwoorden op de vragen zijn gegeven in het aanhangsel achter in het boek."
Voorbeeldzinnen
- „Aanhangsel
- Aanhangsel:
- „AANHANGSEL
- Aanhangsel
- „Aanhangsel” wordt „Aanhangsel 1”.
- Aanhangsel 10
- „Aanhangsel 6
- „Aanhangsel 11
- Aanhangsel 5
- Aanhangsel 4
- „Aanhangsel VIII
- Aanhangsel 7:
- AANHANGSEL IV –
- Aanhangsel 4
- AANHANGSEL 3