Betekenis van:
aankoop
aankoop
Zelfstandig naamwoord
- de daad van het aankopen
"De aankoop kon niet doorgaan omdat ik mijn geld was vergeten."
aankoop
Zelfstandig naamwoord
- datgene wat men aankoopt
"Mijn vader kwam zijn nieuwste aankoop trots aan me tonen."
aankoop (de ~)
Zelfstandig naamwoord
- het (aan)kopen; handeling van iets aanschaffen; de aankoop van iets; het aanschaffen; aankoop
"bij aankoop van"
"een aankoop doen"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Voorbeeldzinnen
- Ze sparen hun geld voor de aankoop van een huis.
- Aankoop
- Aankoop/verkoop
- Aankoop grond
- Aankoop USD
- Aankoop EUR
- Aankoop door het interventiebureau
- aankoop van computers [49];
- Aankoop van informatie:
- Aankoop goederen en diensten
- de aankoop van vaccins;
- Definitieve aankoop/verkoop [2]
- 40 Plaats van aankoop
- aankoop van voertuigen;
- Aankoop van nieuwe licenties