Betekenis van:
aanpassingsvermogen
aanpassingsvermogen (het ~)
Zelfstandig naamwoord
- vermogen om zich te schikken
"een groot/klein aanpassingsvermogen"
Hyperoniemen
aanpassingsvermogen
Zelfstandig naamwoord
- het zich kunnen aanpassen aan veranderde omstandigheden
"Het aanpassingsvermogen van de samenleving wordt tegenwoordig steeds groter."
Voorbeeldzinnen
- Aanpassingsvermogen en ondernemerschap
- het aanpassingsvermogen van werknemers en ondernemingen verbeteren;
- Het aanpassingsvermogen van werkenden en ondernemingen verbeteren:
- HET AANPASSINGSVERMOGEN VAN WERKNEMERS EN ONDERNEMINGEN VERBETEREN
- Het aanpassingsvermogen van werknemers en ondernemingen verbeteren
- Verbetering van het aanpassingsvermogen van werknemers en ondernemingen:
- het aanpassingsvermogen van werknemers en bedrijven vergroten, en
- Verbetering van het aanpassingsvermogen van werknemers, bedrijven, ondernemingen en ondernemers
- het aanpassingsvermogen van werknemers en bedrijven vergroten, en
- Verbetering van het aanpassingsvermogen van werknemers en bedrijven en van de flexibiliteit van de arbeidsmarkt
- vergroting van het aanpassingsvermogen van werknemers en bedrijven en van de flexibiliteit van de arbeidsmarkten;
- De vissoorten verschillen onderling qua aanpassingsvermogen aan veranderingen van de waterkwaliteit.
- Grote begunstigden hebben bovendien een groter aanpassingsvermogen en kunnen bijgevolg gemakkelijker werken met lagere steunbedragen per eenheid.
- Verdere maatregelen om het aanpassingsvermogen en de vaardigheden van arbeidskrachten te bevorderen, met volledige medewerking van werkgevers en vakbonden.
- Als het automatische aanpassingsvermogen van een brandstofsysteem bij een voertuig is aangetoond, mag een dergelijk voertuig als basisvoertuig van een familie worden beschouwd.