Betekenis van:
aanschaf

aanschaf
Zelfstandig naamwoord
  • het zich iets aanschaffen
"De aanschaf van huisdieren is een serieuze zaak."
aanschaf (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • het (aan)kopen; handeling van iets aanschaffen; de aankoop van iets; het aanschaffen; aankoop
"een hele aanschaf"
"de aanschaf van [boeken/een auto/..]"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. Met het pak aan liep Dima het pashokje uit en verklaarde dat hij de aanschaf wilde doen.
  2. aanschaf en vernieuwing;
  3. Datum van aanschaf of huur
  4. Kosten voor de aanschaf van tweedehands materieel
  5. Aanschaf van materieel voor gecombineerd vervoer
  6. De aanschaf van opties op de futuresmarkten
  7. Aanschaf van nieuwe software voor specifieke projecten
  8. aanschaf en installatie aan boord van vissersvaartuigen van:
  9. Aanvullende maatregelen zouden de aanschaf van zuinige voertuigen moeten aanmoedigen.
  10. subsidies voor de aanschaf van digitale decoders door de consument.
  11. Huur van panden [23]Aanschaf van kantooruitrusting (inclusief computerapparatuur)
  12. Tips bij de aanschaf van een warmtepomp met milieukeur
  13. overstappen naar kabeltelevisie, met of zonder de aanschaf van betaaltelevisiediensten.
  14. De aanschaf-, lease- of huurkosten van apparatuur mogen als directe kosten worden opgevoerd.
  15. Aanschaf van nieuwe software voor het dagelijks functioneren van het Bureau