Betekenis van:
aanschaf
aanschaf
Zelfstandig naamwoord
- het zich iets aanschaffen
"De aanschaf van huisdieren is een serieuze zaak."
aanschaf (de ~)
Zelfstandig naamwoord
- het (aan)kopen; handeling van iets aanschaffen; de aankoop van iets; het aanschaffen; aankoop
"een hele aanschaf"
"de aanschaf van [boeken/een auto/..]"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Voorbeeldzinnen
- Met het pak aan liep Dima het pashokje uit en verklaarde dat hij de aanschaf wilde doen.
- aanschaf en vernieuwing;
- Datum van aanschaf of huur
- Kosten voor de aanschaf van tweedehands materieel
- Aanschaf van materieel voor gecombineerd vervoer
- De aanschaf van opties op de futuresmarkten
- Aanschaf van nieuwe software voor specifieke projecten
- aanschaf en installatie aan boord van vissersvaartuigen van:
- Aanvullende maatregelen zouden de aanschaf van zuinige voertuigen moeten aanmoedigen.
- subsidies voor de aanschaf van digitale decoders door de consument.
- Huur van panden [23]Aanschaf van kantooruitrusting (inclusief computerapparatuur)
- Tips bij de aanschaf van een warmtepomp met milieukeur
- overstappen naar kabeltelevisie, met of zonder de aanschaf van betaaltelevisiediensten.
- De aanschaf-, lease- of huurkosten van apparatuur mogen als directe kosten worden opgevoerd.
- Aanschaf van nieuwe software voor het dagelijks functioneren van het Bureau