Betekenis van:
aantrekken
aantrekken
Werkwoord
- (kleding) aandoen
"een jas/broek aantrekken"
Hyperoniemen
Hyponiemen
aantrekken
Werkwoord
- naar zich toe halen
"taart en fruit trekken wespen aan"
"zout trekt vocht aan"
Hyperoniemen
Hyponiemen
aantrekken
Werkwoord
- een kracht uitoefenen die zaken naar zich toe doet bewegen
"De magneet trekt alle ijzerdeeltjes aan."
aantrekken
Werkwoord
- ''iets ~'': kleding aandoen
"Ik ga even iets anders aantrekken."
aantrekken
Werkwoord
- een stijgende lijn vertonen
"De economie trok vorig kwartaal flink aan."
aantrekken
Werkwoord
- ''zich ~ van'': zijn gedrag wijzigen naar aanleiding van een uitwendige invloed
"Hij trok zich niets aan van die hoge boete en ging door met veel te hard te rijden."
aantrekken
Werkwoord
- door trekken vaster doen sluiten
"veters aantrekken"
"een riem aantrekken"
Synoniemen
Hyperoniemen
aantrekken
Werkwoord
- aanlokken
aantrekken
Werkwoord
- vaster doen sluiten
Voorbeeldzinnen
- Zwaartekracht is een natuurkracht, waardoor dingen elkaar aantrekken.
- Wat zal ik aantrekken: een broek of een rok?
- Wat zal ik aantrekken: een broek of een rok?
- Het aantrekken van kapitaal
- Aantrekken van termijndeposito's
- Ekranas en Ecimex konden geen kapitaal aantrekken.
- Het daadwerkelijk aantrekken van een zwemvest, voor zover aanwezig;
- het daadwerkelijk aantrekken van een zwemvest, voor zover aanwezig;
- Het aantrekken en het gebruik in het water van reddingsvesten.
- Investbx zal KMO's bijstaan bij het aantrekken van kapitaal.
- Bovendien kunnen producten omwille van hun uitzicht kinderen aantrekken en voor hen een groot risico vormen.
- Uit onderzoek is gebleken dat kleine ondernemingen om een aantal redenen geen risicokapitaal willen aantrekken.
- Voor het uitzetten worden de netten schoongemaakt en wordt alles wat zeevogels kan aantrekken verwijderd.
- Beide EG-producenten konden binnen de groep waartoe zij behoorden kapitaal aantrekken.
- Om het nieuwe plan uit te voeren moest FSO een licentiegever aantrekken.