Betekenis van:
aanvang
aanvang (de ~)
Zelfstandig naamwoord
- de eerste tijd van het bestaan van iets
"een aanvang nemen"
"de aanvang van een voorstelling"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
aanvang
Zelfstandig naamwoord
- begin
Voorbeeldzinnen
- Ik moet de borg voor de aanvang van het contract betalen.
- Aanvang terugbetaling
- aanvang van de behandeling
- Aanvang van de ambtsperiode
- Aanvang, schorsing en beëindiging
- Aanvang van de ziekte
- Aanvang van de arbitrage
- Aanvang van de passende overgangsperiode
- Datum van de aanvang van de beroepsziekte: …
- Planning en aanvang van de operatie
- Planning en aanvang van de operatie
- Planning en aanvang van de operatie
- Aanvang van de werkzaamheden van het bureau
- Aanvang van de werking van het Agentschap
- Datum van aanvang van de activiteiten (3.4)