Betekenis van:
aanvoer
aanvoer (de ~ | meervoud aanvoeren)
Zelfstandig naamwoord
- aangeleverde goederen
"nieuwe aanvoer"
Hyperoniemen
aanvoer (de ~)
Zelfstandig naamwoord
- het (doen) toestromen van iets; aanlevering van goederen
"de aanvoer is geblokkeerd"
"een voortdurende aanvoer van voedsel"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
aanvoer
Zelfstandig naamwoord
- het aanbrengen met een leiding of voertuig
aanvoer
Zelfstandig naamwoord
- het aangevoerde
aanvoer
Zelfstandig naamwoord
- voor aanvoer dienend
Voorbeeldzinnen
- Aanvoer
- Inspectie bij aanvoer
- Inspectietaken bij aanvoer
- Begin aanvoer/overlading
- Einde aanvoer/overlading
- Gemiddeld vochtgehalte bij aanvoer
- AANVOER IN DE GEMEENSCHAP
- Vissershavens, aanvoer- en beschuttingsplaatsen
- Datum van aanvoer/overlading
- Weging van de aanvoer
- Tekorten in de aanvoer
- Aanvoer van NO/NO2
- vissershavens, aanvoer- en beschuttingsplaatsen;
- Datum van aanvoer
- Aanvoer van O2 of lucht