Betekenis van:
absolveren

absolveren
Werkwoord
  • ''(rooms-katholicisme)'' zonden vergeven
"De man werd geabsolveerd."
absolveren
Werkwoord
  • (van tentamens) vrijstelling verlenen
"De leerling werd voor één keer geabsolveerd."
absolveren
Werkwoord
  • onschuldig verklaren

Synoniemen

Hyperoniemen

absolveren
Werkwoord
  • ontheffen van; ontslaan van iets; mbt. een plicht of last

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

absolveren
Werkwoord
  • verontschuldigen; excuseren

Synoniemen

Hyperoniemen