Betekenis van:
afbraak
afbraak (de ~)
Zelfstandig naamwoord
- het slopen
"we moeten proberen de afbraak van de werkgelegenheid tegen te gaan"
"dit zal verdere afbraak van de sociale zekerheid tot gevolg hebben"
Synoniemen
Hyperoniemen
afbraak
Zelfstandig naamwoord
- de actie van iets af te breken, het slopen
"Bij de afbraak van de kerk werd een oude crypte ontdekt."
afbraak
Zelfstandig naamwoord
- de ontbinding van een scheikundige stof in kleinere bestanddelen
"De afbraak van alcohol gebeurt voornamelijk in de lever."
Voorbeeldzinnen
- Afbraak
- Aërobe afbraak:
- Anaërobe afbraak:
- Verwijdering/Afbraak
- Afbraak oud gebouw
- afbraak van gelatine
- % niet-biologische afbraak = a×100
- Simulatietest voor de uiteindelijke afbraak in oppervlaktewater
- de mogelijke afbraak tot onstabiele producten.
- multimetrische index (hydromorfologie/algemene afbraak), saprobische index
- Maximale biologische afbraak: Het percentage biologische afbraak van een chemische verbinding of organisch materiaal in een test waarboven geen verdere biologische afbraak plaatsvindt tijdens de test.
- Biogas dat ontstaat bij de afbraak van stortafval.
- Alkylfenolderivaten worden gedefinieerd als stoffen die bij afbraak alkylfenolen produceren.
- AEROBE MINERALISATIE IN OPPERVLAKTEWATER — SIMULATIETEST VOOR BIOLOGISCHE AFBRAAK
- afbraak/begin dag aanwezig („degradation/substance start of day”),