Betekenis van:
afhandelen
afhandelen
Werkwoord
- (een aangelegenheid, onderwerp) tot een besluit brengen
"ik moet dit nog even afhandelen en dan ben ik klaar"
"een zaak afhandelen"
Synoniemen
Hyperoniemen
afhandelen
Werkwoord
- regelen zodat het tot een einde komt
"Gelukkig kon de bank de lening afhandelen en hoefden we niet opnieuw langs."
Voorbeeldzinnen
- Afhandelen van financiële transacties en clearingdiensten
- Afhandelen van wagongebreksberichten en uitstaande vragen.
- Controle van apparatuur en afhandelen van defecten.
- documenten en formulieren voor het afhandelen van vliegtuigen; en
- uitwisseling van informatie ter ondersteuning van het afhandelen van uitzonderingsgevallen:
- documenten en formulieren voor het afhandelen van vliegtuigen; en
- Stappen zetten naar grotere aansprakelijkheid en transparantie bij het afhandelen van veiligheidskwesties.
- Er zijn procedures voor het afhandelen van verzoeken om weefsels en cellen.
- Ervaren medewerkers vormen een personeelsbestand dat zelfstandig kan functioneren en daardoor zaken efficiënt kan afhandelen.
- transparante, eenvoudige en goedkope procedures ter beschikking krijgen voor het afhandelen van hun klachten.
- alle beleggingsondernemingen die systematisch intern een aandeel afhandelen dat tot de handel op een gereglementeerde markt is toegelaten;
- In het trainingsprogramma dienen oefeningen te zijn opgenomen in het afhandelen van storingen welke de overgang op hogere minima vereisen.
- Ministerraad en parlement moeten met voldoende regelmaat bijeenkomen om overheidsaangelegenheden met de nodige spoed te kunnen afhandelen.
- Aan de lijst met mogelijke concurrenten voegen zij een aantal boekhandels toe die - zelfs incidenteel - bestellingen voor buitenlandse boekhandels afhandelen.
- Zorgen voor een goede werking van de handelsrechtbanken en de werking van de rechtbanken bij het afhandelen en verwerken van faillissementsprocedures ontwikkelen.