Betekenis van:
aflopen
aflopen
Werkwoord
- (van vloeistoffen) neerwaarts stromen
"het water loopt de helling af"
"het tij loopt af"
Hyperoniemen
aflopen
Werkwoord
- draaiend ergens afgaan
"aflopen van [de langspeelplaat]"
"de ketting is van m'n fiets gelopen"
Hyperoniemen
aflopen
Werkwoord
- eindigen
"het concert is afgelopen"
"en nou is het afgelopen!!"
Hyperoniemen
Hyponiemen
aflopen
Werkwoord
- tot het einde doorlopen
"de straat aflopen"
"stad en land aflopen"
Hyperoniemen
aflopen
Werkwoord
- eindigen
"De termijn van deze overeenkomst loopt morgen af."
aflopen
Werkwoord
- hellen
"Deze vloer loopt een beetje af."
aflopen
Werkwoord
- het klinken van een alarmsignaal
"De wekker liep af, maar hij sliep er dwars doorheen."
Voorbeeldzinnen
- waarin het aflopen van kwaliteitsaccreditaties wordt aangetekend.
- het aflopen van de proeftijdvoorwaarde of de alternatieve straf.
- wordt het aflopen van een tijdelijke veiligheidsaccreditatie vastgelegd.
- het aflopen van de proeftijdvoorwaarden of de alternatieve straf.
- De DEPB zou aanvankelijk op 1 april 2005 aflopen.
- De DEPB zou aanvankelijk op 1 april 2005 aflopen.
- posities in contracten die op dezelfde datum aflopen, en
- Dientengevolge had de geldigheidsduur van de beschikking op 8 maart 2000 moeten aflopen.
- Definitieve cijfers worden gepubliceerd binnen drie maanden na het aflopen van de desbetreffende maand.
- De overeenkomst zou aflopen aan het einde van de voor HAMESTA geldende curatele.
- overeenkomstig lid 1, onder b), uiterlijk 42 dagen na het aflopen van de referentieperiode.”.
- de contractuele rechten op de kasstromen uit het financiële actief aflopen;
- De regeling zou eerst aflopen op 31 maart 2005, maar werd verlengd tot 30 september 2005.
- overeenkomstig lid 1, onder a), uiterlijk 40 dagen na het aflopen van de referentieperiode;
- In deze omstandigheden is het niet zeker of de DEPB-regeling op 1 april 2006 zal aflopen (zie overweging 123).