Betekenis van:
afschrift

afschrift (het ~ | meervoud afschriften)
Zelfstandig naamwoord
  • kopie
"een afschrift van [een brief/contract]"
"een afschrift van de brief is verzonden naar het ministerie van Justitie"

Hyperoniemen

Hyponiemen

afschrift
Zelfstandig naamwoord
  • schriftelijke kopie

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. AFSCHRIFT VAN AANVULLEND BEVOEGDHEIDSBEWIJS
  2. Afschrift aan vlaggenstaat
  3. Afschrift aan secretaris NEAFC
  4. GEWAARMERKT AFSCHRIFT VAN AANVULLEND BEVOEGDHEIDSBEWIJS
  5. Afschrift aan uitvoerend secretaris NAFO
  6. een afschrift van het toekenningsbesluit;
  7. Afschrift van de te wijzigen beslissing
  8. een afschrift van het verzoek tot terugbetaling;
  9. afgifte van een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift;
  10. het saldo en de datum van het vorige afschrift;
  11. FYSIEKE KENMERKEN VAN HET GEWAARMERKTE AFSCHRIFT VAN EEN AANVULLEND BEVOEGDHEIDSBEWIJS
  12. Aan het ondertekende Nieuw-Zeelandse gezondheidscertificaat moet een afschrift van het invoercertificaat worden bevestigd; op dit afschrift moet de vermelding „gecertificeerd afschrift van het origineel” worden aangebracht en het afschrift moet door de certificerende ambtenaar worden ondertekend.
  13. „Dit certificaat is een eensluidend afschrift van het origineel.”.
  14. een afschrift van het certificaat van EG-modelgoedkeuring overlegt.
  15. De producent en de vervoerder bewaren ieder een afschrift.