Betekenis van:
afspoelen

afspoelen
Werkwoord
  • met water wegwassen
"etensresten afspoelen (onder de kraan)"

Hyperoniemen

afspoelen
Werkwoord
  • een opgewonden draad of band van een klos afwentelen
"Ik heb het hele garen afgespoeld en opnieuw opgewonden."
afspoelen
Werkwoord
  • iets oppervlakkig reinigen door het onder stromend water te houden
"Ik heb de kopjes even afgespoeld."
afspoelen
Werkwoord
  • ''~ van'' door stromend water van zijn plek gehaald worden
"Ik had dat niet opgeborgen en nu het van het dek afgespoeld."

Voorbeeldzinnen

  1. Het hele product na verwijdering van eventueel loof en van aanhangende aarde door afspoelen of afborstelen
  2. Het hele product na verwijdering van het loof en aanhangende grond door afspoelen of afborstelen
  3. Het hele product na verwijdering van het loof en aanhangende grond door afspoelen of afborstelen