Betekenis van:
afstellen

afstellen
Werkwoord
  • plannen niet door laten gaan
"een reis afstellen"

Hyperoniemen

afstellen
Werkwoord
  • regelbare parameters zo kiezen dat een toestel voor een bepaald doel gereed is
"We hebben de verwarming op 21 graden afgesteld."
afstellen
Werkwoord
  • van apparaten; instrument etc. afstellen; goed instellen
"zaken op elkaar afstellen"
"een motor afstellen"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. Afstellen van een drukregelventiel.
  2. Afstellen van een verdamperdrukregeling.
  3. Afstellen van het verdamperdrukregelventiel.
  4. Afstellen van een uitlaatdrukregeling van de condensor.
  5. Afstellen van een mechanisch/elektronisch TEV.
  6. Afstellen van mechanische en elektronische thermostaten.
  7. Afstellen van mechanische en elektronische drukbegrenzers.
  8. Afstellen van de veiligheids- en regelschakelaars.
  9. Afstellen van de aanzuig- en afvoerventielen.
  10. Afstellen van de achteruitkijkspiegels, veiligheidsgordel en hoofdsteun (indien aanwezig);
  11. In dat geval laat de fabrikant de motoren inlopen. Hij verbindt zich ertoe, die motoren niet meer te zullen afstellen.
  12. instructies met het oog op een veilig afstellen en onderhoud, met inbegrip van de daarbij te nemen beschermingsmaatregelen;
  13. De bandenspanning moet de door de fabrikant opgegeven spanning zijn, die trouwens ook bij de inleidende wegtest voor het afstellen van de rem is gebruikt.
  14. De in punt 2.5 beschreven procedure wordt ten minste zes maal herhaald om het uitlaatsysteem te reinigen en eventueel de apparatuur te kunnen afstellen.
  15. Met het oog op het afstellen van de controleapparatuur dienen op de plaatsen waar tests worden gehouden voldoende hoeveelheden valse biljetten en munten beschikbaar te zijn.