Betekenis van:
afvaardigen

afvaardigen
Werkwoord
  • vertegenwoordigen; afgevaardigd; overdragen
"iemand afvaardigen"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

afvaardigen
Werkwoord
  • iemand machtigen om iets te vertegenwoordigen, meestal een vereniging of een staat
"De burgemeester had hem afgevaardigd om die vereniging te vertegenwoordigen."

Voorbeeldzinnen

  1. Elke lidstaat mag niet meer dan twee vertegenwoordigers van zijn bevoegde instanties afvaardigen.
  2. Alle overige kosten die verband houden met het afvaardigen van de verbindingsofficieren, daaronder mede begrepen de kosten voor de uitrusting van de verbindingsofficieren, komen ten laste van de afvaardigende lidstaat, tenzij de raad van bestuur in bijzondere gevallen bij de opstelling van de Europol-begroting een andersluidende aanbeveling doet.