Betekenis van:
afwisseling
afwisseling
Zelfstandig naamwoord
- variatie.
"Je moet voor wat meer afwisseling in je leven zorgen."
afwisseling (de ~ | meervoud afwisselingen)
Zelfstandig naamwoord
- variatie; afwisseling; soort; afwisseling
"voor de afwisseling"
"een leven zonder enige afwisseling"
Synoniemen
Hyperoniemen
Voorbeeldzinnen
- Afwisseling is prettig", "Verandering van spijs doet eten
- permanent in twee of meer lidstaten elkaar afwisselende werkzaamheden uitoefent, met uitzondering van marginale werkzaamheden, ongeacht de frequentie of het al dan niet regelmatige karakter van de afwisseling.
- Vissen dienen zoveel mogelijk te worden gehouden onder een passende licht-donkercyclus omdat de afwisseling tussen dag en nacht van invloed is op hun fysiologie en gedrag.
- Verpakking en plaatsing in kartons: De deelstukken moeten met zorg worden verpakt; ze worden in de lengte gelegd, de buitenkant naar boven gekeerd en met afwisseling van het dunne en het dikke uiteinde vooraan; zij mogen niet worden gevouwen.
- De Voorzitter verleent het woord, waarbij hij er zoveel mogelijk voor zorgt dat sprekers van verschillende politieke richting en in de verschillende talen bij afwisseling aan het woord komen.