Betekenis van:
al
al
Bijwoord
- reeds
"Hij heeft het al geprobeerd."
al
Bijwoord
- versterkend
"Dat is al te dol!"
al
Bijwoord
- reeds
"Hij heeft het al geprobeerd."
al
Bijwoord
- versterkend
"Dat is al te dol!"
al
Onbepaald voornaamwoord
- geheel
"Hij probeerde het met al zijn macht."
al
Onbepaald voornaamwoord
- geheel
"Hij probeerde het met al zijn macht."
Voorbeeldzinnen
- Heeft Lucy al gebeld?
- Heeft u al kinderen?
- Is het al dinsdag?
- Heeft Lucy al gebeld?
- Ik heb al ontbeten.
- We kennen elkaar al.
- Ben je al weg?
- Heb je al geluncht?
- Het is al laat.
- Is hij al terug?
- Hij is al weg.
- Eind goed, al goed.
- Ik ben al oud.
- Eind goed, al goed.
- Is hij al aangekomen?