Betekenis van:
albast

albast (het ~)
Zelfstandig naamwoord
  • wit marmer
"[een beeldje] van/in albast"
"een huid van albast"

Synoniemen

Hyperoniemen

albast
Zelfstandig naamwoord
  • een benaming van twee verschillende mineralen: gips en calciet (of seleniet)

Voorbeeldzinnen

  1. Kalksteen voor het bouwbedrijf, albast
  2. Kalksteen voor het bouwbedrijf, albast
  3. van marmer, van travertijn of van albast
  4. Marmer, travertijn, albast, behakt/bezaagd, platte/effen kanten, anders bewerkt
  5. Marmer, travertijn, albast, behakt/bezaagd, platte/effen kanten, anders bewerkt
  6. gepolijst albast, versierd of op andere wijze bewerkt, doch niet gebeeldhouwd
  7. ecaussine en andere kalksteen voor de steenhouwerij of voor het bouwbedrijf; albast
  8. Marmer, travertijn en albast, bewerkt, en werken daarvan (met uitzondering van stenen voor bestrating, plaveien en trottoirbanden, en tegels, blokjes en dergelijke artikelen); korrels, splinters (scherven) en poeder, van marmer, travertijn en albast, kunstmatig gekleurd
  9. Marmer, travertijn, ecaussine en andere kalksteen voor de steenhouwerij of voor het bouwbedrijf, met een schijnbare dichtheid van 2,5 of meer, en albast, ook indien enkel kantrecht behouwen dan wel in blokken of in platen van vierkante of rechthoekige vorm, verkregen door zagen, door splijten of op dergelijke wijze