Betekenis van:
alles

alles
Onbepaald voornaamwoord
  • al het mogelijke, de gehele verzameling of hoeveelheid zonder uitzondering

Voorbeeldzinnen

  1. Eet alles.
  2. Alles telt.
  3. Alles stroomt.
  4. Wij drinken alles.
  5. Bedankt, dat is alles.
  6. Bijna alles is verbeterd.
  7. Hij heeft alles opgegeten.
  8. Ik weet alles.
  9. Alles met mate.
  10. Heb je alles?
  11. Alles komt in orde.
  12. Komaan, alles komt goed.
  13. Je vernielt altijd alles.
  14. Onthoud, respect is alles.
  15. Je hebt alles verpest.