Betekenis van:
ambtenaar
ambtenaar (de ~ | meervoud ambtenaren, ambtenaars)
Zelfstandig naamwoord
- medewerker bij de overheid; belangrijk ambtenaar; iemand in dienst bij de overheid; rechterlijk ambtenaar
"een ambtenaar van ['de burgerlijke stand'/'het ministerie']"
"de ambtenaar van de burgerlijke stand"
Synoniemen
Hyperoniemen
ambtenaar
Zelfstandig naamwoord
- een mannelijk persoon die aangesteld is in een door de overheid beheerde dienst
"Er is morgen een vergadering van alle ambtenaars."
Voorbeeldzinnen
- „Een ambtenaar
- bevoegde ambtenaar,
- „Een ambtenaar
- als ambtenaar (22 bis)
- beroepsinkomsten/inkomsten als ambtenaar
- De bevoegde ambtenaar
- De ambtenaar moet:
- als ambtenaar (23 bis): …
- bosbouwkundig ambtenaar („Förster”);
- beroepsinkomsten/inkomsten als ambtenaar
- als ambtenaar (22 bis)
- Naam van de afgevende ambtenaar
- (handtekening van de gemachtigde ambtenaar)
- Naam van de afgevende ambtenaar:
- Naam van de afgevende ambtenaar