Betekenis van:
ankeren

ankeren
Werkwoord
  • voor anker leggen
"een schip ankeren"

Hyperoniemen

ankeren
Werkwoord
  • voor anker liggen
"Zij ankerden hun zeilboot enige tijd in een inham om wat te kunnen zwemmen."
ankeren
Werkwoord
  • van kruis met gebogen armen; voor anker gaan
"een schip ankert"

Synoniemen

Hyperoniemen

ankeren
Werkwoord
  • het anker uitgooien met de bedoeling het schip hiermede aan de bodem van het vaarwater vast te leggen, voor anker gaan, voor anker leggen
ankeren
Werkwoord
  • zich ergens een vaste positie verwerven, een zitplaats bemachtigen, ergens gaan wonen
ankeren
Werkwoord
  • iets vastmaken met ankers