Betekenis van:
antistof

antistof (de ~ | meervoud antistoffen)
Zelfstandig naamwoord
  • afweerstof in het lichaam; antistof; afweerstof in het lichaam
"antistoffen tegen [een ziekte]"
"antistoffen aanmaken"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. "Immunotoxine" (1): een samenvoeging van een celspecifieke monoklonale antistof en een "toxine" of een "subeenheid van een toxine" die zieke cellen selectief aantast.
  2. als eenheid vervangbaar; en d. gewoonlijk niet demonteerbaar. NB 1: Een 'schakelelement' is een enkelvoudig actief of passief functioneel deel van een elektronische schakeling, bijvoorbeeld één diode, één transistor, één weerstand, één condensator, enz. NB 2: Een 'discreet onderdeel' is een afzonderlijk omhuld 'schakelelement' met eigen uitwendige aansluitingen. "Immunotoxine" (1): een samenvoeging van een celspecifieke monoklonale antistof en een "toxine" of een "sub-eenheid van een toxine" die zieke cellen selectief aantast.