Betekenis van:
apart
apart
Bijvoeglijk naamwoord
- los van de rest, op zichzelf staand
"in aparte hoofdstukken"
"aparte ontwikkelingen"
Synoniemen
apart
Bijvoeglijk naamwoord
- afwijkend van het normale, het verwachte
"een geval/verhaal apart"
"aparte kleren"
Synoniemen
apart
Bijvoeglijk naamwoord
- op zichzelf, afzonderlijk van het andere
"Er is een apart woordenboek voor vele talen, maar zij zijn alle aan elkaar verbonden door interwikilinks."
apart
Bijvoeglijk naamwoord
- bijzonder, opmerkelijk
"Wat een apart jasje heb je aan!"
apart
Bijvoeglijk naamwoord
- opmerkelijk
Synoniemen
- buitengemeen
- buitengewoon
- extra-ordinair
- extraordinair
- onalledaags
- ongemeen
- ongewoon
- speciaal
- bijzonder
- buitenlands
Hyperoniemen
Voorbeeldzinnen
- Hou een stukje gebak voor me apart, ik moet weg.
- voetgangers worden apart gecontroleerd;
- AC Treuhand wordt apart beoordeeld.
- Deze steunmaatregelen moeten apart worden aangemeld.
- Met uitzondering van varkenshaasjes, apart aangeboden.
- Elke eigenschap moet apart sensorisch worden geëvalueerd.
- Voor- en achtervoeten worden apart uitgebeend.
- Deze kwesties zullen apart worden behandeld.
- Estrada Nacional No 1 — Malaposta — Apart.
- Deze verschillende soorten grond worden apart geanalyseerd.
- Zij kunnen apart of in groepen worden gebruikt.
- Gelieve de bedragen voor iedere schuldvordering apart op te geven.
- Per overladend vaartuig dient een apart formulier te worden ingevuld;
- Bij opslag moet het afval apart worden bewaard.
- Daarin worden de gegevens voor stookinstallaties in raffinaderijen apart aangegeven.