Betekenis van:
apparatuur
apparatuur (de ~)
Zelfstandig naamwoord
- gezamenlijke apparaten
"elektronische/moderne/huishoudelijke/speciale/draagbare apparatuur"
"apparatuur [werkt/doet het]"
Hyperoniemen
Hyponiemen
apparatuur
Zelfstandig naamwoord
- het geheel aan toestellen en toebehoor dat men voor een bepaalde taak benodigt
apparatuur
Zelfstandig naamwoord
- fysieke onderdelen v.e. computer
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Voorbeeldzinnen
- Dit ziekenhuis heeft veel nieuwe apparatuur.
- Apparatuur
- APPARATUUR
- Apparatuur
- Apparatuur
- Apparatuur
- APPARATUUR
- APPARATUUR
- Apparatuur
- Soort apparatuur
- Elektrische apparatuur
- HPLC-apparatuur:
- Overige apparatuur
- radioastronomische apparatuur;
- Nieuwe apparatuur