Betekenis van:
arts
arts (de ~ | meervoud artsen)
Zelfstandig naamwoord
- geneeskundige die bevoegd is praktijk uit te oefenen
"Artsen zonder Grenzen"
"een arts raadplegen"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
arts
Zelfstandig naamwoord
- een mannelijke geneeskundige die bevoegd is een praktijk uit te oefenen
"Ga morgen even bij de arts langs."
Voorbeeldzinnen
- Ik ben arts.
- Ik ben arts.
- Mijn vrouw is arts.
- Ik dacht dat hij een arts was.
- Is er een arts aan boord?
- Tom heeft een glansrijke carrière als arts.
- Hij is geen arts maar leraar.
- De arts heeft zijn ziekte genezen.
- ARTS
- ARTS”:
- Ondergetekende, …, arts,
- Handtekening arts:
- Indian Arts & Crafts Syndicate
- Medische bijstand (ziekenhuis, arts, apotheek)
- Medische bijstand (ziekenhuis, arts, tandarts)