Betekenis van:
assistent

assistent (de ~ | meervoud assistenten)
Zelfstandig naamwoord
  • ondersteunend medewerker; vrouwelijke assistent
"een assistent van professor Icke"
"een assistent in opleiding (aio)"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

assistent
Zelfstandig naamwoord
  • een mannelijk persoon die ondersteunt
"Zijn assistent zorgde voor het maken van een nieuwe afspraak."
assistent
Zelfstandig naamwoord
  • iem. met een onderzoeks- en onderwijsfunctie aan een universiteit of hogeschool

Synoniemen

Hyperoniemen

assistent
Zelfstandig naamwoord
  • iets of iemand die helpt

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

assistent
Zelfstandig naamwoord
  • helper; dienaar; iemand die een ander helpt

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. Ik heb een assistent nodig die Koreaans spreekt.
  2. Assistent-commissaris.
  3. Assistent-politiecommissaris.
  4. Assistent-politiecommissaris
  5. Assistent-commissaris.”,
  6. assistent-werktuigkundige („strojní asistent”);
  7. 1 directie-assistent
  8. assistent fysiotherapeut („fizioterapeita asistents”),
  9. assistent zorg („zdravotnický asistent”),
  10. diergeneeskundig-technisch assistent („veterinärmedizinisch-technische(r) Assistent(in)”);
  11. adjuncthoofd technische afdeling (teknisk assistent),
  12. Assistent-inspecteur Zimbabwaans Nationaal Leger.
  13. Assistent die bv. werkzaam is als:
  14. Assistent-politiecommissaris, verantwoordelijk functionaris district Zuid-Harare.
  15. assistent-treinbestuurder („vilces līdzekļa vadītāja (mašīnista) palīgs”),