Betekenis van:
autobus
autobus
Zelfstandig naamwoord
- een groot voertuig voor het vervoeren van een groot aantal passagiers
"Gaan jullie per trein of per autobus?"
autobus (de ~ | meervoud autobussen)
Zelfstandig naamwoord
- autobus; voertuig voor groepsvervoer
"met de autobus [reizen]"
"de autobus nemen"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Voorbeeldzinnen
- auto, autobus: kenteken
- Auto (of autobus)
- Service communal des autobus municipaux de la ville de Luxembourg
- Na inwisseling van de modellen in Duitsland is de bevoegdheid om een autobus/autocar zonder passagiers te besturen tot Duits grondgebied beperkt met toepassing van een nationale code.
- Na inwisseling van de modellen in Duitsland is de bevoegdheid om een autobus/autocar zonder passagiers te besturen tot Duits grondgebied beperkt met toepassing van een nationale code.
- Na inwisseling van de modellen in Duitsland is de bevoegdheid om een autobus/autocar zonder passagiers te besturen tot Duits grondgebied beperkt met toepassing van een nationale code.