Betekenis van:
automatisch
automatisch
Bijwoord
- vanzelf tot stand komend
"de automatische werking van de economie"
automatisch
Bijvoeglijk naamwoord
- niet bestuurd door de hand van de mens
"In dat gebouw staat een automatische machine te draaien."
automatisch
Bijvoeglijk naamwoord
- vanzelfgaand.
"Ik heb dit klusje al zo vaak gedaan, de uitvoering gaat automatisch."
automatisch
Bijvoeglijk naamwoord
- gedachteloos.
"Dat was een automatische reactie van hem op het probleem."
automatisch
Bijvoeglijk naamwoord
- werktuiglijk
"een automatische reactie"
Synoniemen
Hyperoniemen
automatisch
Bijvoeglijk naamwoord
- (van apparaten, machines) zelfwerkend
"een automatisch geweer"
"automatische deuren"
Synoniemen
Hyperoniemen
Voorbeeldzinnen
- Het computersysteem wordt om acht uur 's avonds automatisch uitgeschakeld.
- Automatisch
- automatisch antiblokkeersysteem,
- met automatisch opwindmechanisme
- een automatisch hoogteregelingssysteem; en
- een automatisch hoogteregelingssysteem; en
- Automatisch/Zonder bestuurder
- Tweede automatisch volgsysteem [3]
- Automatisch volgsysteem (ATA)
- Automatisch volgsysteem [3]
- De bedragen worden automatisch aangepast.
- De tijdvolgorde wordt automatisch gereguleerd.
- Dit gebeurt echter niet automatisch.
- Radarinstallatie met automatisch volgsysteem (ATA)
- De kortkoppelinrichting moet automatisch werken.