Betekenis van:
baby

baby (de ~ | meervoud baby's)
Zelfstandig naamwoord
  • pasgeboren kind; baby; jong kind; jong kind dat nog gezoogd wordt
"een baby van [vier maanden]"
"een te vroeg geboren baby"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

baby
Zelfstandig naamwoord
  • een mens in de eerste fase van zijn leven
baby
Zelfstandig naamwoord
  • een klein voorwerp, klein zoals een baby in relatie toe een volwassene, baby-
baby
Zelfstandig naamwoord
  • een mens in de eerste fase van zijn leven
baby
Zelfstandig naamwoord
  • een klein voorwerp, klein zoals een baby in relatie toe een volwassene, baby-

Voorbeeldzinnen

  1. Die baby is Tom.
  2. De baby kruipt.
  3. Bekijk de slapende baby.
  4. De baby kan lopen.
  5. Is de baby wakker geworden?
  6. De baby begon te kruipen.
  7. Onze baby is gezond geboren.
  8. De baby weende om melk.
  9. Wat een schattige baby. Kiekeboe!
  10. Mijn baby heeft een erfelijke ziekte.
  11. Een baby heeft een gevoelige huid.
  12. De baby zag er precies zo uit als haar moeder.
  13. De enige overlevende van de crash was een baby.
  14. Ik speelde met de baby op mijn knie.
  15. Ze was bang de baby wakker te maken.