Betekenis van:
bad
bad (het ~ | meervoud baden)
Zelfstandig naamwoord
- voor voorwerpen
"iets onderdompelen in een bad van vloeibaar zink"
Hyperoniemen
bad (het ~ | meervoud baden)
Zelfstandig naamwoord
- gelegenheid om te zwemmen; grote bak water om in te zwemmen; zwembad; waterbekken
"in het grote bad wordt een wedstrijd gehouden"
Synoniemen
Hyperoniemen
bad
Zelfstandig naamwoord
- voorwerp waarin men zich wast met water
bad
Zelfstandig naamwoord
- hoeveelheid water of andere vloeistof waarin iets of iemand ondergedompeld kan worden
bad
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Zij nam toevalligerwijze een bad.
- Ik ga een bad nemen.
- Hij zingt graag in bad.
- Ik neem bijna elke dag een bad.
- Neem een bad en ga dan naar bed.
- Tijd voor een heet bad, en dan is het bedtijd.
- Het bad liep over terwijl ze aan de telefoon was.
- Het bad was niet warm genoeg dus kon ik er niet van genieten.
- Afdekkingen voor bad
- de stad Bad Dürkheim
- D-55508 Bad Kreuznach.
- Productie — Bad/afkoeling/koude behandeling
- Ultrasone sonde of ultrasoon bad (tafelmodel).
- Schweinaer Grund - Zechsteingürtel um Bad Liebenstein
- Landkreis Neustadt a. d. Aisch — Bad Windsheim