Betekenis van:
badkamer

badkamer
Zelfstandig naamwoord
  • een vertrek waar men zich kan wassen en verzorgen
"De badkamer werd opnieuw ingericht."
badkamer (de ~ | meervoud badkamers)
Zelfstandig naamwoord
  • ruimte met bad of douche; plek waar je jezelf kunt wassen

Synoniemen

Hyperoniemen


Voorbeeldzinnen

  1. Ik moet onmiddellijk de badkamer kuisen.
  2. Er zit een kakkerlak in de badkamer.
  3. Mary brengt uren in de badkamer door.
  4. Met douche/ Met badkamer
  5. Vader is zich aan het scheren in de badkamer.
  6. Er zijn 3 slaapkamers, een keuken, een eetkamer, een salon en een badkamer.
  7. Vanuit de hal kun je naar de woonkamer, de keuken en de wc, of met de trap naar boven, waar de slaapkamers en de badkamer zijn.
  8. Artikelen voor badkamer en keuken