Betekenis van:
badkamer
badkamer
Zelfstandig naamwoord
- een vertrek waar men zich kan wassen en verzorgen
"De badkamer werd opnieuw ingericht."
badkamer (de ~ | meervoud badkamers)
Zelfstandig naamwoord
- ruimte met bad of douche; plek waar je jezelf kunt wassen
Synoniemen
Hyperoniemen
Voorbeeldzinnen
- Ik moet onmiddellijk de badkamer kuisen.
- Er zit een kakkerlak in de badkamer.
- Mary brengt uren in de badkamer door.
- Met douche/ Met badkamer
- Vader is zich aan het scheren in de badkamer.
- Er zijn 3 slaapkamers, een keuken, een eetkamer, een salon en een badkamer.
- Vanuit de hal kun je naar de woonkamer, de keuken en de wc, of met de trap naar boven, waar de slaapkamers en de badkamer zijn.
- Artikelen voor badkamer en keuken