Betekenis van:
bagage

bagage
Zelfstandig naamwoord
  • iets dat men voortdurend in zich meedraagt en ervaart
"Emotionele bagage."
bagage
Zelfstandig naamwoord
  • een verzameling van eigendommen
"De bagage van de reiziger paste maar net in de koffer."
bagage (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • reisspullen
"je bagage inpakken/uitpakken"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. Mijn bagage ontbreekt.
  2. Hij droeg haar bagage naar de trein.
  3. Ik wil weten wanneer mijn bagage zal aankomen.
  4. Ik hielp hem zijn bagage naar boven te dragen.
  5. Bagage
  6. Afgegeven bagage.
  7. Uitzondering voor persoonlijke bagage
  8. Ophalen van bagage
  9. Massa van de bagage
  10. Standaardmassa voor bagage
  11. de bemanning en haar bagage;
  12. Bagage, zadeltuig, zakken en tassen
  13. de bemanning en haar bagage;
  14. identiteits-, bagage- en vrachtcontrole-eisen.
  15. vracht, bagage en andere eigendommen;