Betekenis van:
barsten

barsten
Werkwoord
  • heftig breken of uiteenspatten
"Het koude glas barstte toen er heet water in werd geschonken."
barst (de ~ | meervoud barsten)
Zelfstandig naamwoord
  • breuk in een harde oppervlakte waarbij de delen nog niet uit elkaar wijken
"een barst in [een vaas/het glas]"
"er geen barst van snappen/geloven"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. In de winter barsten onze lippen.
  2. dichtgegroeide oppervlakkige barsten;
  3. Breuken en barsten
  4. afdichtingssnelheden bij barsten;
  5. Vertonen barsten of beschadiging
  6. Onderdeel vertoont beschadiging of barsten.
  7. Cilinder vertoont barsten of beschadiging.
  8. grotere barsten tot aan het karkas;
  9. Vertoont barsten of beschadiging, te grote slijtage
  10. De geteste monsters mogen geen barsten vertonen.
  11. De teststukjes mogen geen barsten vertonen.
  12. Onderdeel vertoont beschadiging, defecten of barsten.
  13. V eindvolume van de tank bij het barsten, in dm3;
  14. onherstelbare barsten in het rubber tot aan het karkas;
  15. De tank mag bij een bepaalde druk niet barsten.