Betekenis van:
barsten
barsten
Werkwoord
- heftig breken of uiteenspatten
"Het koude glas barstte toen er heet water in werd geschonken."
barst (de ~ | meervoud barsten)
Zelfstandig naamwoord
- breuk in een harde oppervlakte waarbij de delen nog niet uit elkaar wijken
"een barst in [een vaas/het glas]"
"er geen barst van snappen/geloven"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- In de winter barsten onze lippen.
- dichtgegroeide oppervlakkige barsten;
- Breuken en barsten
- afdichtingssnelheden bij barsten;
- Vertonen barsten of beschadiging
- Onderdeel vertoont beschadiging of barsten.
- Cilinder vertoont barsten of beschadiging.
- grotere barsten tot aan het karkas;
- Vertoont barsten of beschadiging, te grote slijtage
- De geteste monsters mogen geen barsten vertonen.
- De teststukjes mogen geen barsten vertonen.
- Onderdeel vertoont beschadiging, defecten of barsten.
- V eindvolume van de tank bij het barsten, in dm3;
- onherstelbare barsten in het rubber tot aan het karkas;
- De tank mag bij een bepaalde druk niet barsten.