Betekenis van:
basisschool
basisschool (de ~ | meervoud basisscholen)
Zelfstandig naamwoord
- lagere school
"openbare/christelijke basisschool"
"op de basisschool zitten"
Hyperoniemen
basisschool
Zelfstandig naamwoord
- een school voor lager onderwijs
"Morgen zal hun zoontje voor het eerst naar de basisschool gaan."
Voorbeeldzinnen
- Natuurlijk ken ik je nog, we waren beste vrienden op de basisschool!
- Bouwen van basisschool