Betekenis van:
bast
bast
Zelfstandig naamwoord
- buitenste laag van een boom, meestal het geheel van schors en aangroeilaag
bast
Zelfstandig naamwoord
- fluweelachtige huid rond een nieuw gewei
bast
Zelfstandig naamwoord
- lichaam: ''gisteren nog in blote bast op 't strand, nu alweer aan 't werk''
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Bast
- vrij van bast is,
- vrij van bast is
- BAST, ZONDER ANDERE DELEN, VAN:
- Het hout is vrij van bast
- Bast zonder andere delen van Castanea Mill.
- residuen uit zagerijen, houtbewerking, meubelindustrie (bast, zaagsel)
- residuen van houtkap (boomtoppen, takken, bast, stronken)
- als afrasteringspalen van rond naaldhout zonder bast, voor de veeteelt;
- is vervaardigd van rondhout dat van bast is ontdaan,
- gemaakt zijn van rondhout dat van bast is ontdaan, en:
- Officiële verklaring dat de bast, zonder andere delen:
- Bast zonder andere delen van Castanea Mill. en naaldbomen (Coniferales)”.
- Hout, met uitzondering van hout dat vrij is van bast, en bast zonder andere delen van Castanea Mill.
- gemaakt zijn van rondhout dat van bast ontdaan is, en