Betekenis van:
begin
begin (het ~)
Zelfstandig naamwoord
- de eerste tijd van het bestaan van iets
"in het begin"
"een goed begin is het halve werk"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
begin
Zelfstandig naamwoord
- het eerste deel
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Ik begin deze namiddag.
- Vandaag begin ik een raplied te schrijven.
- Het officiële begin is op zaterdag.
- Een goed begin is het halve werk.
- Een goed begin is het halve werk.
- Ik begin mijn vriendin te missen.
- In het begin geloofden ze hem niet.
- Vanaf het begin
- In het begin wist ik niet wat te doen.
- In het begin schiep God de hemel en de aarde.
- In het begin schiep God de hemel en de aarde.
- Aan het begin van elk weekeinde ben ik tegelijk moe en vrolijk.
- Met dat als begin werden veel Europese gedichten en werd veel literatuur geïntroduceerd.
- Ik was van in het begin al niet van plan om in een grote stad te wonen.
- In het begin had hij een hekel aan haar, maar na verloop van tijd ging hij van haar houden.