Betekenis van:
belofte

belofte (de ~ | meervoud beloften, beloftes)
Zelfstandig naamwoord
  • toezegging; officiële verklaring iets te zullen doen
"een belofte [nakomen/'gestand doen'/waarmaken]"
"een belofte doen"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

belofte
Zelfstandig naamwoord
  • een mondelinge of schriftelijke verklaring waarin men iets belooft
"Belofte maakt schuld."

Voorbeeldzinnen

  1. Hij heeft zijn belofte gebroken.
  2. Een belofte is gauw vergeten.
  3. Tom heeft zijn belofte niet gehouden.
  4. Meneer Yoshida breekt nooit zijn belofte.
  5. Hij vergat zijn belofte daarnaartoe te gaan.
  6. III. DE MAATREGEL (BELOFTE TOT SCHADELOOSSTELLING VOOR NIET BEKENDE VORDERINGEN)
  7. De belofte tot schadeloosstelling voor dreigende vorderingen is beperkt tot drie duidelijk gedefinieerde zaken.
  8. Dit is te wijten aan het geheel onzekere karakter van de belofte tot schadeloosstelling.
  9. Terugvordering is echter niet nodig aangezien onder de belofte tot schadeloosstelling geen betalingen werden gedaan.
  10. De indiener van het verzoek kon voorts onvoldoende garanties geven dat deze belofte zou worden nagekomen.
  11. De koopovereenkomst, die de belofte tot schadeloosstelling voor niet bekende vorderingen omvatte, werd ondertekend op 20 oktober 2003.
  12. De benoemde kandidaat wordt onmiddellijk verzocht voor het Hof van Justitie de eed of de belofte af te leggen.
  13. In dat besluit heeft de Commissie meegedeeld dat deze belofte tot schadeloosstelling na de toetreding van toepassing is.
  14. Als de belofte tot schadeloosstelling voor niet bekende vorderingen niet was gegeven, dan zou de bank waarschijnlijk staatseigendom zijn gebleven.
  15. Erste Bank heeft Postabank gekocht op 20 oktober 2003 en de koopovereenkomst bevatte de belofte tot schadeloosstelling.