Betekenis van:
belofte
belofte (de ~ | meervoud beloften, beloftes)
Zelfstandig naamwoord
- toezegging; officiële verklaring iets te zullen doen
"een belofte [nakomen/'gestand doen'/waarmaken]"
"een belofte doen"
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
belofte
Zelfstandig naamwoord
- een mondelinge of schriftelijke verklaring waarin men iets belooft
"Belofte maakt schuld."
Voorbeeldzinnen
- Hij heeft zijn belofte gebroken.
- Een belofte is gauw vergeten.
- Tom heeft zijn belofte niet gehouden.
- Meneer Yoshida breekt nooit zijn belofte.
- Hij vergat zijn belofte daarnaartoe te gaan.
- III. DE MAATREGEL (BELOFTE TOT SCHADELOOSSTELLING VOOR NIET BEKENDE VORDERINGEN)
- De belofte tot schadeloosstelling voor dreigende vorderingen is beperkt tot drie duidelijk gedefinieerde zaken.
- Dit is te wijten aan het geheel onzekere karakter van de belofte tot schadeloosstelling.
- Terugvordering is echter niet nodig aangezien onder de belofte tot schadeloosstelling geen betalingen werden gedaan.
- De indiener van het verzoek kon voorts onvoldoende garanties geven dat deze belofte zou worden nagekomen.
- De koopovereenkomst, die de belofte tot schadeloosstelling voor niet bekende vorderingen omvatte, werd ondertekend op 20 oktober 2003.
- De benoemde kandidaat wordt onmiddellijk verzocht voor het Hof van Justitie de eed of de belofte af te leggen.
- In dat besluit heeft de Commissie meegedeeld dat deze belofte tot schadeloosstelling na de toetreding van toepassing is.
- Als de belofte tot schadeloosstelling voor niet bekende vorderingen niet was gegeven, dan zou de bank waarschijnlijk staatseigendom zijn gebleven.
- Erste Bank heeft Postabank gekocht op 20 oktober 2003 en de koopovereenkomst bevatte de belofte tot schadeloosstelling.